Wilma aan de telefoon. ‘Ik stop ermee. Ze kunnen de pot op. En Karel al helemaal’. Ferme taal met verdrietige ondertoon. Ik weet al een tijdje dat er wat speelt. Wilma werkt als zelfstandige met hoogbegaafde kinderen op een school in Groningen. Wilma is een kanjer. Als geen ander weer ze de creativiteit en de leergierigheid van deze speciale groep, die een status aparte hebben op school, tot ontplooiing te brengen. Ze weet precies de goeie toon aan te slaan en ze is eindeloos vindingrijk als het gaat om oefeningen en opdrachten. De kinderen lopen met haar weg, maar…. Iets gaat niet goed. En dat iets heeft te maken met de randvoorwaarden, de omgeving en de manier van communiceren. Wilma is zo met haar koters en haar eigen programma bezig dat ze vergeet dat er nog andere ‘stakeholders’ op de school betrokken zijn. Een typisch probleem van de professional, goed in het vak maar niet goed in de relaties. Ik kom het overal tegen; bij artsen, muzikanten in een orkest, advocaten, kunstenaars en dus ook bij docenten. De hele discussie over lesgeven en onderwijsorganisatie is in de kern terug te brengen tot de moeizame gordiaanse knoop waar het ene touwtje de liefde voor het vak is, met alle eigenwijzigheid die daar bij komt, en het uiteinde van managers zoals Karel, die moeten zorgen voor de randvoorwaarden. De een kan niet zonder de ander, ze zijn als het goed is, een ijzersterk duo, maar dat wordt lang niet altijd begrepen en al helemaal niet gewaardeerd. Dus het werkt vaker niet dan wel. Klagen over en weer is het voornaamste onderwerp van gesprek op de borrels en verjaarspartijtjes. Zo ook bij Wilma.
‘Wie het weet moet het zeggen’, is een van mijn motto’s, met als variatie: ‘wie het snapt moet er iets aan doen’. Wilma snapt het niet en blijkbaar haar Karel ook niet. Het gevolg is verlies-verlies. Wilma weg, kinderen zonder extra begeleiding, ouders weer ontevreden, andere docenten niet blij want ze krijgen er stierlijk vervelende kinderen door in de klas, Karel gefrustreerd… wat moet er nu begrepen worden?
Ik ga ervan uit dat je op je werk net zo veel kunt leren als in een dure cursus. Je hebt misschien alleen een tijdje een coach nodig in wie je vertrouwen hebt en die als mentor vierkant achter je staat en je laat zien wat je laat liggen. Op deze real-life cursus leer je dat het niet om of/of gaat maar om en-en. Er zijn én professionals nodig die van de hoed en de rand weten én mensen die zorgen dat jij je werk kunt doen. Zo eenvoudig is het. En dat het niet over gaat wie van de twee beter is, meer gelijk heeft, sterker is, groter of machtiger, maar dat beiden iets te leren hebben om een mooi resultaat te halen. De manager moet leren zich in te leven in de professional, de professional zal de taal moeten leren spreken van de manager.
Ik zit zowel met de Wilma’s als met de Karel’s aan tafel. Ze zijn heel verschillend gebakken en kijken uit verschillende patrijspoortjes. Maar onder de oppervlakte van hun dikke huid zit dezelfde structuur. In the end hebben ze namelijk precies hetzelfde belang én hetzelfde doel. In dit geval: hoe zorgen we ervoor dat de leerlingen hier een mooie tijd hebben op school en dat ze zoveel mogelijk leren.
Dus Wilma, voor je het bijltje erbij neergooit, wat dacht je van een gratis cursus plus je loonstrookje? Je proefkonijn is Karel c.s. en de coach is je juf. Je werkt lekker door en je leert een heleboel. Wat je ervoor over moet hebben? Valt reuze mee. Beetje bakzeil halen, stukje je hoofd buigen en diep ademhalen. Betaald of onbetaald, ook jij blijft leerling tot je dood.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten