Ik hoorde het direct. De man die me belde sprak gejaagd en vroeg al in de eerste zin om een offerte. Hij zat helemaal klem. Deze Charles had van de baas een toezegging voor drie gesprekken gekregen. Lukraak was hij aan het rondbellen geslagen om een loopbaan-mens te vinden dat hem binnen die drie losgepeuterde momenten zou gaan redden. Zo kreeg hij via via ook mij aan de lijn. ‘Quick fix: offertetje, praten, klaar.’ Zo klonk het. Ik nam de tijd. Dat had hij duidelijk niet verwacht. Ik vroeg naar zijn situatie en naar zijn vraag. In beide gevallen kwam er een enorme klaagzang over de leiding van zijn bedrijf, die zijn drive en inspanning, noch zijn inzet om iets goed te doen, begreep.
De frustratie spatte door de telefoon. ‘Drie gesprekken zou een mooi begin zijn’, zeg ik. ‘Maar beter nog, als we in het eerste gesprek nu eens samen gaan vaststellen wat voor jou de beste begeleiding is?’ Als een wesp gestoken schiet zijn stem omhoog. Begeleiding, nee dat wil hij niet.
‘Ik wil een lóópbaan gesprek’, zegt hij stellig.
‘Wil je dan een andere baan?’ vraag ik.
Nee, dat is nu ook weer niet de bedoeling. Op mijn vraag of hij soms moeite heeft met het woord ‘begeleiden’, zegt hij dat hij dan onmiddellijk aan Moeder Theresa moet denken. En ik moet vooral niet denken dat hij zielig is. Zo, de verwarring is me duidelijk.
Een man van halverwege de vijftig. Niet gelukkig in zijn werk, wel gedreven. Hard werkend met de verwachting dat zijn inspanning ooit evenredig met aandacht en liefde beloond gaat worden. Met een diepe overtuiging dat die ander, de baas, de chef of de directeur, hem op gegeven moment toch gelukkig gaat maken. Die gedachte is mij niet vreemd. Sterker nog, ik heb het ook jaren gedacht. Ik was er zelfs behoorlijk verslaafd aan. En ik geloof, met mij velen. Charles is een schoolvoorbeeld van iemand die deze begrijpelijke, maar onwerkelijke verwachting koestert als hij ergens gaat werken. ‘De leidinggevende gaat nu goed maken wat mama en pappa destijds verkeerd gedaan hebben. Wat ik niet gekregen heb in mijn jeugd, gaat er dan nu eindelijk van komen. De organisatie als gezinsvervangend tehuis en als dat niet lukt: de coach als plaatsvervangster van mama.
‘Ik bel je terug’, zegt Charles. ‘Je hebt een punt.’ Ik hoor aan zijn stem dat het verhaal dat ik hem aan het eind van ons telefoongesprek vertel, is aangekomen. Hier is het.
‘Vroeger hadden de goden en de mensen dezelfde krachten. Maar op een gegeven moment merkten de goden dat de mensen er slechte dingen mee gingen doen. Ze namen de kracht van de mensen af. Toen ontstond een probleem, want, waar moesten ze al die kracht laten? ‘Gooi het in de diepste zee!’ zei een god. ‘Breng het naar het topje van de hoogste berg!’ zei een ander. ‘Graaf een gat en laat het diep in de aarde zakken!’ zei weer een ander. De oppergod schudde zijn hoofd. ‘Nee, nee, daar zullen ze direct gaan zoeken…’ Een tijdje zaten de goden te dubben en te piekeren. Toen sprak de slimste van het stel: ’Ik heb een idee. Laten we het diep in hen zélf verstoppen, daar zullen ze zeker niet zoeken.’ En zo geschiedde.